Benamingen en afmetingen van sponningen (zie tekening 12.01)
Sponningvorm
De vormgeving en de maatvoering van de sponningen van kozijnen, ramen en (hef)schuifdeuren behoren geschikt te zijn voor het aanbrengen, fixeren en in stand houden van de beglazing.
(Sponning)aanslag
Dat deel van de sponninghoogte waartegen een ruit wordt geplaatst.
Omtrekspeling
Dit is de vereiste ruimte tussen de zijkanten van de ruit en de sponningbodem. De omtrekspeling moet minimaal 5 mm zijn en dient zo gelijkmatig mogelijk over alle zijden te worden verdeeld. Incidenteel is een afwijking van 2 mm op de omtrekspeling toegelaten.
Sponningbodem
De sponningbodem is het brede vlak van de sponning in kozijnen, ramen en (hef)schuifdeuren.
Sponninghoogte
De sponninghoogte in kozijnen, ramen en (hef)schuifdeuren behoort minimaal 17 mm te zijn.
Houtdeel achter de sponning (achterhout)
De breedte van het resterende raam- of (hef)schuifdeurhout of de breedte van het resterende kozijnhout naast de sponning is:
- minimaal 13 mm bij een sponninghoogte van 17 mm;
- minimaal 15 mm bij een sponninghoogte van 20 mm.
Sponningbreedte van kozijnen, ramen en (hef)schuifdeuren
De minimale sponningbreedte wordt bepaald door:
- de dikte van het cellenband/profiel afhankelijk van het beglazingssysteem;
- de dikte van het glaspakket (ruiten en luchtspouw);
- ten minste 13 mm oplegging van de glaslat bij binnenbeglazing;
- ten minste 15 mm oplegging van de glaslat bij buitenbeglazing.
Opmerkingen:
- principe detailleringen zijn afgestemd op de meest voorkomende sponninghoogten en -breedten;
- combinaties van verschillende sponninghoogten en/of sponningbreedten in één gevelelement zijn toegestaan;
- de tabellen in katernen 20, 24 en 30, die gaan over de maximaal toelaatbare afmetingen en overspanningen zijn op bovengenoemde sponningmaten gebaseerd;
- de tabellen in katernen 20, 24 en 30 zijn gebaseerd op ruiten met een eigen gewicht van 25 kg/m².